In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die op 11 juli 2014 werd gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de loonbelasting en premie volksverzekeringen voor de tijdvakken van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 en van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. De belanghebbende, [X] B.V., heeft de zaak laten toelichten door mr. R.W.J. Kerckhoffs, advocaat te Breda. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd vastgesteld dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 17 april 2015.