In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 maart 2013, nr. 10/00825. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Roermond (nr. AWB 07/981) betreffende de aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de baatbelasting van de gemeente Venlo voor het jaar 1998. De belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, hierna aangeduid als het College, heeft een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende, heeft het College een conclusie van dupliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, en is op 25 april 2014 in het openbaar uitgesproken.