ECLI:NL:HR:2014:907

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
12/04453
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof 's-Gravenhage inzake verbeurdverklaring geldbedrag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 april 2012, met nummer 22/000212-11. De verdachte, geboren in 1975, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. M. van Stratum. De Hoge Raad heeft eerder op 21 januari 2014, in ECLI:NL:HR:2014:127, geoordeeld dat de klacht van de verdachte over de onvoldoende onderbouwing van de bewezenverklaring niet tot cassatie kan leiden. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft in een aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft het middel voor het overige beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 15 april 2014 het beroep verworpen, waarbij het arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

15 april 2014
Strafkamer
nr. S 12/04453
CB/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 april 2012, nummer 22/000212-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

1.1.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
1.2.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:127, geoordeeld dat de klacht van het middel dat het Hof de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde onvoldoende met redenen heeft omkleed niet tot cassatie kan leiden en dat de Advocaat-Generaal in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over de klacht met betrekking tot de verbeurdverklaring van het geldbedrag.
1.3.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel voor het overige

Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 april 2014.