In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die op 28 juni 2013 was gewezen in het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem. De zaak betreft de door belanghebbende over het tijdvak januari 2008 op aangifte voldane omzetbelasting. De Hoge Raad heeft de zaak eerder verwezen naar het Gerechtshof bij arrest van 30 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY4604.
De belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in overweging genomen en geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2014 door de vice-president en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.