ECLI:NL:HR:2014:410

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
13/05137
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatie wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de man tegen de beschikking van het gerechtshof Den Haag. De man had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin hij niet-ontvankelijk was verklaard. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), omdat hij niet tijdig het griffierecht had betaald. De advocaat van de man heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de man geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad concludeerde dat de man onvoldoende belang had bij het cassatieberoep en dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

21 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/05137
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 312384/F1 RK 08-1966 van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2012 en 16 november 2012;
b. de beschikking in de zaak 200.122.185/01 van het gerechtshof Den Haag van 24 juli 2013.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van de man heeft bij brief van 17 januari 2014 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 7 - 9).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
21 februari 2014.