ECLI:NL:HR:2014:388

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
20 februari 2014
Zaaknummer
13/03692
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 13 juni 2013, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Alkmaar werd behandeld. De zaak betreft de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het kalenderjaar 2010, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

Belanghebbende heeft in cassatie twee middelen voorgesteld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk, hierna aangeduid als het College, heeft een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft het College een conclusie van dupliek ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft.

Uitspraak

21 februari 2014
Nr. 13/03692
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 13 juni 2013, nr. 11/00631, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Alkmaar (nr. 10/2168 WOZ) betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het kalenderjaar 2010 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een tweetal middelen voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2014.