ECLI:NL:HR:2014:3596

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
14/04200
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieprocedure inzake dagvaardingsprocedure en wisselbepaling

In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen ONVZ Ziektekostenverzekering N.V. naar aanleiding van een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad heeft op 12 december 2014 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, die was ingeleid met een verzoekschrift. De zaak betreft een geschil over een geldvordering die ONVZ had ingesteld tegen verzoekster. De kantonrechter te Hilversum had in eerdere vonnissen de vordering van ONVZ toegewezen, waarna verzoekster in hoger beroep was gegaan. Het hof had op 13 mei 2014 uitspraak gedaan, waartegen verzoekster cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat verzoekster, ingevolge artikel 407 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), het beroep in cassatie bij dagvaarding had moeten instellen. De Hoge Raad heeft vervolgens besloten dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. Tevens is een roldatum bepaald voor de zitting van de Eerste Enkelvoudige Kamer op 9 januari 2015. Verzoekster is opgedragen om ONVZ bij exploot aan te zeggen dat de zaak op die zitting zal worden uitgeroepen, met inachtneming van de voor dagvaarding in cassatie geldende vormvoorschriften. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

12 december 2014
Eerste Kamer
14/04200
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
ONVZ ZIEKTEKOSTENVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Houten,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en ONVZ.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 1239873 CV EXPL 11-1690 van de kantonrechter te Hilversum van 16 november 2011, 13 juni 2012 en 9 januari 2013;
b. het arrest in de zaak 200.125.773/01 van het gerechtshof Amsterdam van 13 mei 2014.
Het arrest van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] bij verzoekschrift beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
ONVZ heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt ertoe dat de Hoge Raad beveelt dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, een roldatum bepaalt en aan [verzoekster] gelast bij exploot, met inachtneming van de voor een dagvaarding in cassatie geldende vormschriften, aan ONVZ aan te zeggen dat de zaak op die zitting van de Hoge Raad zal worden uitgeroepen.

3.Beoordeling van de wijze waarop de procedure in cassatie is ingeleid

ONVZ heeft bij de inleidende dagvaarding gevorderd [verzoekster], kort gezegd, te veroordelen tot betaling van een geldbedrag. Nu [verzoekster] van het vonnis van de kantonrechter, waarin de vordering van ONVZ is toegewezen, bij dagvaarding in hoger beroep is gegaan en het hof bij arrest uitspraak heeft gedaan, had [verzoekster], ingevolge art. 407 lid 1 Rv, het beroep in cassatie bij dagvaarding dienen in te stellen.
De Hoge Raad zal op de voet van art. 69 Rv als volgt beslissen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
beveelt dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
bepaalt dat de zaak zal worden uitgeroepen ter rolzitting van de Eerste Enkelvoudige Kamer van 9 januari 2015;
beveelt [verzoekster] om ONVZ bij exploot, met inachtneming van de voor dagvaarding in cassatie geldende vormvoorschriften, aan te zeggen dat de zaak op die zitting van de Hoge Raad zal worden uitgeroepen, en haar daarbij het verzoekschrift in cassatie en de onderhavige beschikking te doen betekenen.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
12 december 2014.