ECLI:NL:HR:2015:828

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
14/04200
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake tandartskostenverzekering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door een verzoekster tegen ONVZ Ziektekostenverzekering N.V. De zaak betreft een geschil over de niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst naar een eerdere beschikking van 12 december 2014, waarin was bevolen dat de procedure zou worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RO). De advocaat van de verzoekster heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de verzoekster geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit komt doordat de verzoekster klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en heeft de verzoekster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van ONVZ op nihil zijn begroot.

Uitspraak

3 april 2015
Eerste Kamer
14/04200
EV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
ONVZ ZIEKTEKOSTENVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Houten,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en ONVZ.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar zijn beschikking van 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3596. In deze beschikking heeft de Hoge Raad bevolen dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.

2.Het geding in cassatie

Het exploot van 24 december 2014 is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen ONVZ is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van art. 80a lid 1 RO.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 19 februari 2015 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3-8).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ONVZ begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
3 april 2015.