In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de Scientology Kerk Amsterdam kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) op basis van artikel 6.33 van de Wet IB 2001. Het Gerechtshof had eerder geoordeeld dat de activiteiten van de Scientology Kerk, waaronder zondagsdiensten, huwelijks- en overlijdensceremonies, en trainingen, primair gericht zijn op het dienen van het algemeen belang. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het Hof ten onrechte heeft aangenomen dat de activiteiten van de Scientology Kerk in gelijke mate het algemeen belang dienen als particuliere belangen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de commerciële aard van de door de kerk aangeboden diensten, zoals auditing en trainingen, niet voldoende is onderzocht door het Hof. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.