ECLI:NL:HR:2014:3507

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2014
Publicatiedatum
4 december 2014
Zaaknummer
14/01112
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van erfgenamen tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake aanslag recht van schenking

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erfgenamen van [X] tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 17 januari 2014, met nummer BK-13/00181. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. AWB 12/2547) over een aan wijlen [X] opgelegde aanslag in het recht van schenking. De belanghebbenden, die in Frankrijk wonen, hebben hun beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waaronder HR 13 oktober 1993, nr. 28527, en HR 22 november 2013, nr. 13/01622.

Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 5 december 2014.

Uitspraak

5 december 2014
Nr. 14/01112
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de erfgenamen van [X]te
[Z], Frankrijk (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 17 januari 2014, nr. BK-13/00181, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. AWB 12/2547) betreffende de aan wijlen [X] opgelegde aanslag in het recht van schenking.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. onder meer HR 13 oktober 1993, nr. 28527, BNB 1993/357 en HR 22 november 2013, nr. 13/01622, ECLI:NL:HR:2013:1211, BNB 2014/30).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2014.