Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
25 november 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 12 november 2013 uitspraak deed in de strafzaak met nummer 21/005698-13. De verdachte, geboren in 1993, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. C.C. Polat, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. Deze middelen zijn aan het arrest gehecht en maken daar deel van uit. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat de cassatiegronden niet voldoende zijn om het arrest van het hof te vernietigen.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad van oordeel is dat de aangevoerde gronden niet voldoende zijn om het eerdere oordeel van het Gerechtshof te herzien.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 25 november 2014. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.