Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
26 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil tussen [eiser] en [verweerder] over een proceskostenveroordeling en de vraag of de advocaat van [eiser] recht had op uitstel voor het indienen van de memorie van grieven. De rechtbank had [eiser] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 79.466,45 aan [verweerder], waarna [eiser] in hoger beroep ging. Tijdens de procedure bij het hof werd [eiser] niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen memorie van grieven had ingediend. Dit gebeurde ondanks het feit dat de advocaat van [eiser] uitstel had verzocht via een H5-formulier, wat volgens de advocaat niet correct was behandeld door het hof.
De Hoge Raad oordeelde dat de advocaat van [eiser] mocht vertrouwen op de informatie die door het hof was verstrekt in de formulieren, ondanks dat deze informatie niet overeenkwam met de geldende regels in het pilotreglement. De Hoge Raad concludeerde dat het hof ten onrechte het bezwaar van [eiser] tegen de akte niet-dienen had verworpen en dat [eiser] ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard in het hoger beroep. De Hoge Raad vernietigde de eerdere arresten en verwees de zaak terug naar het hof voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte informatievoorziening door de rechtbanken aan advocaten en de gevolgen die onjuiste informatie kan hebben voor de procesgang. Tevens werd er afstand gedaan van een proceskostenveroordeling aan de zijde van [eiser] omdat [verweerder] niet in cassatie was verschenen en de beslissing niet had uitgelokt.