ECLI:NL:HR:2014:2296

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 augustus 2014
Publicatiedatum
8 augustus 2014
Zaaknummer
14/00848
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in belastingrechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 augustus 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door belanghebbende, die het arrest van 7 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:237) wilde laten herzien. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 19 maart 2014 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht voor het verzoek tot herziening en had een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. Belanghebbende heeft echter het griffierecht niet voldaan, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek.

Op 8 mei 2014 heeft de griffier belanghebbende de gelegenheid gegeven om de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen, maar belanghebbende heeft hierop niet gereageerd. De Hoge Raad oordeelde dat de argumenten die belanghebbende in zijn brief van 21 april 2014 had aangevoerd, niet voldoende waren om aan te tonen dat hij niet in verzuim was.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de Hoge Raad het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

8 augustus 2014
nr. 14/00848
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 7 februari 2014, nr. 13/03897, ECLI:NL:HR:2014:237.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 19 maart 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht ter zake van het verzoek tot herziening en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 8 mei 2014 in de gelegenheid gesteld de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. Belanghebbende heeft niet gereageerd op deze brief.
Hetgeen belanghebbende reeds in zijn brief van 21 april 2014 heeft aangevoerd, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het verzoek tot herziening moet derhalve op grond van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2014.