ECLI:NL:HR:2014:214

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
12/06001
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevordering van eigenaar motorfiets jegens bestuurder auto na aanrijding in Aruba

In deze zaak, die zich afspeelt in Aruba, gaat het om een schadevordering van de eigenaar van een motorfiets tegen de bestuurder van een auto na een aanrijding. De aanrijding vond plaats op 12 januari 2006 te San Nicolaas, waarbij de motorfiets bestuurd werd door [betrokkene] en de auto door [verzoeker 2]. De eigenaar van de motorfiets, [verweerder], vorderde schadevergoeding van New India Insurance Representative N.V., de verzekeraar van [verzoeker 2]. De schade werd door [verweerder] begroot op Afl. 25.576,--. New India betwistte de hoogte van de schade en voerde aan dat de schadevergoeding moest worden verminderd met de waarde van het wrak van de motorfiets. In eerste aanleg werd de vordering van [verweerder] afgewezen, maar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie veroordeelde New India tot betaling van Afl. 1.500,--. New India c.s. gingen in cassatie tegen deze vonnissen.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof in zijn uitspraak niet voldoende had gemotiveerd waarom het de vordering van [verweerder] had afgewezen en dat het hof niet had onderzocht of er sprake was van eigen schuld aan de zijde van [verweerder]. De Hoge Raad vernietigde de vonnissen van het hof en verwees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof voor verdere behandeling. Tevens werd [verweerder] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die op dat moment waren begroot op € 773,38 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.

Uitspraak

31 januari 2014
Eerste Kamer
nr. 12/06001
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. NEW INDIA INSURANCE REPRESENTATIVE N.V.,
gevestigd te Aruba,
2. [verzoeker 2],
wonende te Aruba,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. I.C. Blomsma,
t e g e n
[verweerder],
wonende te Aruba,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als New India c.s. en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak A.R. no. 2230 van 2006 van het gerecht in eerste aanleg van Aruba van 7 november 2007 en 19 augustus 2009,
b. de vonnissen in de zaak AR-2230/06-H-103/10 Ghis 47611 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 14 december 2010, 21 juni 2011, 22 november 2011 en 18 september 2012.
De vonnissen van het hof van 22 november 2011 en 18 september 2012 zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de vonnissen van het hof van 22 november 2011 en 18 september 2012 hebben New India c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van het vonnis van 18 september 2012 en tot verwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 12 januari 2006, omstreeks 21.30 uur, heeft zich te San Nicolaas (Aruba) op de weg Caya Jose Geerman Sr. ter hoogte van perceel 69 een aanrijding voorgedaan tussen een door [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) bestuurde motorfiets en een door verzoeker tot cassatie onder 2 (hierna: [verzoeker 2]) bestuurde auto. Als gevolg van de aanrijding is schade ontstaan aan de motorfiets, die in eigendom toebehoorde aan [verweerder] (de vader van [betrokkene]).
(ii) [verzoeker 2] was ten tijde van deze aanrijding voor het risico van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij verzoeker tot cassatie onder 1 (hierna: New India).
(iii) [betrokkene] beschikte ten tijde van de aanrijding niet over een rijbewijs voor het besturen van een motorfiets; wel was hij houder van een rijbewijs voor het besturen van een auto.
3.2.1
[verweerder] heeft van New India c.s. vergoeding gevorderd van de door hem aan de motorfiets geleden schade, die hij (na vermindering van eis) heeft begroot op een bedrag van Afl. 25.576,--.
3.2.2
New India c.s. hebben zich onder meer op eigen schuld van [betrokkene] beroepen en de hoogte van de gestelde schade betwist. New India heeft betoogd dat op de dagwaarde van de motorfiets van Afl. 7.250,-- de waarde van het wrak van Afl. 1.500,-- in mindering dient te worden gebracht, zodat een schadebedrag van Afl. 5.750,-- resteert. Gedurende de procedure in eerste aanleg heeft New India medegedeeld dat zij laatstgenoemd bedrag (onverplicht) aan [verweerder] heeft voldaan, en daaraan de conclusie verbonden dat de vordering van [verweerder] integraal dient te worden afgewezen.
3.3
Het gerecht heeft de vordering van [verweerder] afgewezen. Het hof heeft New India c.s. veroordeeld tot betaling van Afl. 1.500,--.
3.4.1
Onderdeel 1 van het middel klaagt over de onbegrijpelijkheid van het oordeel van het hof in rov. 2.5 van het eindvonnis dat New India c.s. dienen te worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 1.500,--. Daartoe verwijst het onderdeel naar het betoog van New India dat hiervoor in 3.2.2 is weergegeven.
3.4.2
Deze klacht slaagt. Op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep was het hof ertoe gehouden om, bij gegrondbevinding van een of meer grieven van [verweerder], alsnog het door New India c.s. in eerste aanleg gevoerde verweer met betrekking tot bestaan en omvang van de door [verweerder] gevorderde schade te onderzoeken. Uit rov. 2.5 van het eindvonnis blijkt niet dat het hof dit onderzoek heeft verricht.
3.5.1
Onderdeel 2 klaagt dat het hof in zijn tussenvonnis en zijn eindvonnis niet dan wel onvoldoende kenbaar is ingegaan op het verweer van [verzoeker 2] respectievelijk New India in eerste aanleg en in hoger beroep dat bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding rekening dient te worden gehouden met eigen schuld aan de zijde van [verweerder].
3.5.2
Deze klacht slaagt eveneens. Het gerecht heeft de vordering van [verweerder] afgewezen, en is derhalve niet toegekomen aan het beroep van [verzoeker 2] en New India op eigen schuld aan de zijde van [verweerder]. Op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep was het hof ertoe gehouden om, bij gegrondbevinding van een of meer grieven van [verweerder], alsnog dit beroep op eigen schuld te onderzoeken. Noch uit het tussenvonnis noch uit het eindvonnis blijkt dat het hof dit onderzoek heeft verricht.
3.6
Onderdeel 3 behoeft geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 22 november 2011 en 18 september 2012;
verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van New India c.s. begroot op € 773,38 aan verschotten en op € 2.600,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op
31 januari 2014.