ECLI:NL:HR:2014:1675

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
14/02115
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens onbevoegdheid van de indiener

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de Stichting [A] te [Z]. Het beroep was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 maart 2014, nr. BK-13/01200, betreffende een beschikking op basis van artikel 6.33, lid 2, van de Wet IB 2001. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet op de juiste wijze was ondertekend. De voorzitter van de stichting had het beroepschrift ondertekend, maar er was geen verklaring overgelegd van de secretaris/penningmeester, die samen met de voorzitter bevoegd was om de stichting te vertegenwoordigen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroep in cassatie onbevoegd was, omdat de statuten van de stichting vereisen dat beide bestuurders gezamenlijk optreden. De griffier van de Hoge Raad had eerder verzocht om de statuten en een verklaring van de bevoegde persoon over te leggen, maar hier was niet aan voldaan. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11 juli 2014
Nr. 14/02115
Arrest
gewezen op het door
[X], domicilie kiezende te
[Z]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 26 maart 2014, nr. BK-13/01200, betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 6.33, lid 2, van de Wet IB 2001.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens de Stichting [A] te [Z] (hierna: belanghebbende).
Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 24 april 2014 zijn [X] (voorzitter) en [B] (secretaris/penningmeester) de bestuurders van belanghebbende. Voor de bevoegdheid van de bestuurders wordt verwezen naar de statuten. Het beroepschrift in cassatie is (slechts) ondertekend door de voorzitter.
Bij aangetekende brief van 6 mei 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven postadres, heeft de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende verzocht binnen vier weken na de dagtekening van deze brief de statuten en (zo nodig) een verklaring van de daartoe bevoegde persoon (of personen) over te leggen, waaruit blijkt dat de voorzitter gemachtigd is tot het indienen van het beroepschrift in cassatie. Aan dit verzoek is niet voldaan.
Blijkens de nadien in het procesdossier van het Hof aangetroffen statuten, wordt belanghebbende in en buiten rechte uitsluitend vertegenwoordigd door de voorzitter en secretaris/penningmeester gezamenlijk. Een verklaring van de laatstgenoemde bestuurder dat hij heeft ingestemd met het namens belanghebbende instellen van beroep in cassatie is echter niet overgelegd. Op grond van dit een en ander gaat de Hoge Raad ervan uit dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld, en zal de Hoge Raad om die reden het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2014.