Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Beverwijk,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
27 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen Texag Amsterdam B.V. en Quintessa B.V. over de verschuldigdheid van huur voor een bedrijfsruimte. Texag heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 7 mei 2013 is gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Haarlem en het arrest van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De Hoge Raad heeft de zaak op 27 juni 2014 behandeld, waarbij de advocaat van Texag de zaak heeft toegelicht. Quintessa is niet verschenen in de procedure.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink was dat het beroep tot cassatie moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet leiden tot cassatie, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en Texag veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Quintessa zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.