ECLI:NL:HR:2014:147

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
23 januari 2014
Zaaknummer
13/00331
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een notariële akte betreffende erfdienstbaarheid van weg

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door eisers tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 september 2012. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Maastricht en eerdere arresten van het hof. De zaak betreft de uitleg van een notariële akte met betrekking tot een erfdienstbaarheid van weg. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.H.M. van Swaaij, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin zij niet in het gelijk zijn gesteld. De verweerder is niet verschenen in deze procedure, waardoor verstek is verleend. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal, C.L. de Vries Lentsch-Kostense, strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. Het arrest is vastgesteld op 19 december 2013 en openbaar uitgesproken op 24 januari 2014.

Uitspraak

24 januari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/00331
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 145394 / HA ZA 09-1374 van de rechtbank Maastricht van 3 februari 2010 en 15 december 2010;
b. de arresten in de zaak 200.079.685/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 april 2011 en 18 september 2012.
Het arrest van het hof van 18 september 2012 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 18 september 2012 hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eisers] mondeling toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eisers] heeft bij brief van 13 december 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is vastgesteld op 19 december 2013 en gewezen door de raadsheren M.A. Loth, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 januari 2014.