Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
21 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 20 februari 2012 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1959. De verdachte heeft beroep ingesteld tegen het oordeel van het hof, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaten, mr. G.G.J. Knoops en mr. S.C. Post. De kern van de zaak betreft de vraag of het consultatierecht van de verdachte is geschonden. Dit recht houdt in dat een verdachte de mogelijkheid moet hebben om een raadsman van eigen keuze te consulteren voorafgaand aan het eerste politieverhoor. De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat het consultatierecht niet tevens het recht omvat om een voorkeursadvocaat voorafgaand aan het politieverhoor te kunnen raadplegen. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De middelen die door de verdediging zijn ingediend, konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak is gedaan op 21 januari 2014, waarbij de Hoge Raad het beroep heeft verworpen.