In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, gewezen op 10 oktober 2013, met nummer 12/00488. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem, die betrekking had op bij beschikkingen van 17 december 2010 aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten van vervolging. De Hoge Raad heeft op 2 mei 2014 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 13/05802.
De belanghebbende heeft één middel voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot cassatie. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, samen met de raadsheren L.F. van Kalmthout en R.J. Koopman, en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2014.