ECLI:NL:HR:2014:1062

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
12/05451
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Leeuwarden inzake omzetbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 mei 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] V.O.F. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 18 oktober 2012, nr. 11/00231, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 10/1202) betreffende aan belanghebbende opgelegde beschikkingen in de omzetbelasting. De belanghebbende heeft een aantal middelen voorgesteld in het cassatieberoep, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.

De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

2 mei 2014
Nr. 12/05451
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] V.O.F.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Leeuwardenvan 18 oktober 2012, nr. 11/00231, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 10/1202) betreffende aan belanghebbende opgelegde beschikkingen in de omzetbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2014.