Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 14 augustus 2013, nrs. BK-11/00566 tot en met BK-11/00580 en BK-11/00612 tot en met BK-11/00626, op de hoger beroepen van belanghebbende en de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nrs. AWB 09/8213 AWB, AWB 09/8214 IB/PVV, AWB 09/8218 VB, AWB 10/4991 IB/PVV t/m AWB 10/4994 IB/PVV, AWB 10/4996 IB/PVV, AWB 10/4997 VB, AWB 10/4999 VB, AWB 10/5000 VB, AWB 10/5001 IB/PVV, AWB 10/5002 IB/PVV, AWB 10/5004 IB/PVV en AWB 10/5074 VB) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1995 tot en met 2004 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), de over de jaren 1996 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting (hierna: VB), de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.