ECLI:NL:HR:2013:BZ6830

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/03464
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in cassatie bij gebrek aan volmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door A namens X. De zaak betreft een geschil over een aan X opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, waartegen eerder hoger beroep was ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad constateerde dat bij de stukken van het geding een schriftelijke volmacht aanwezig was, waarin A de bevoegdheid kreeg om namens X te handelen in de procedure bij de Rechtbank Haarlem. Echter, de formulering van deze volmacht omvatte niet de bevoegdheid om beroep in cassatie in te stellen tegen de uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift, A, verzocht om binnen vier weken een bewijsstuk van de volmacht of een verklaring van X te overleggen, waaruit zou blijken dat X instemde met het indienen van het beroep in cassatie. A is echter in gebreke gebleven om aan dit verzoek te voldoen. Hierdoor kon de Hoge Raad niet vaststellen dat het beroep in cassatie bevoegdelijk was ingesteld.

Gelet op het ontbreken van bewijs van een toereikende volmacht, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 april 2013 door de raadsheren M.W.C. Feteris, P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

12 april 2013
nr. 12/03464
Arrest
gewezen op het door A te Q ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 mei 2012, nr. 10/00477, betreffende een aan X opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
1.1. Het beroep in cassatie is door A ingesteld namens X te Z.
1.2. Bij aangetekende brief van 10 januari 2013, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift verzocht binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een bewijsstuk van de aan hem verstrekte volmacht tot het indienen van het beroepschrift in cassatie over te leggen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld, dat deze daarmee instemt. De indiener van het beroepschrift is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen.
1.3. Wel bevindt zich bij de stukken van het geding een schriftelijke volmacht waarbij X aan A de bevoegdheid verleent om in deze zaak namens hem te handelen "inzake het bij de Rechtbank Haarlem ingediende beroepschrift". Een aldus geformuleerde volmacht omvat echter niet de bevoegdheid om beroep in cassatie in te stellen tegen de uitspraak die door het
Hof is gedaan op het hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank in die zaak.
1.4. Gelet op het voorgaande gaat de Hoge Raad bij gebreke van bewijs van een toereikende volmacht ervan uit dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld. De Hoge Raad zal om die reden het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2013.