ECLI:NL:HR:2013:BZ5408
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen beschikking tenuitvoerlegging lijfsdwang
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij verlof is verleend tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang op basis van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De veroordeelde heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.W. Soeteman. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de veroordeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.
De Hoge Raad overweegt dat volgens artikel 445 Sv beroep in cassatie tegen beschikkingen alleen openstaat in de gevallen die in dat wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen specifieke bepaling is die het mogelijk maakt om tegen een beschikking zoals deze, waarbij verlof is verleend tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang, beroep in cassatie in te stellen, kan de veroordeelde niet in het beroep worden ontvangen. Dit oordeel wordt niet anders door eerdere rechtspraak waarin is geoordeeld dat de maatregel van lijfsdwang als 'penalty' moet worden beschouwd in de zin van artikel 7, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De Hoge Raad concludeert dat ook in het licht van artikel 13 EVRM niet kan worden gesteld dat er altijd een rechtsmiddel open moet staan tegen de beslissing waarbij de maatregel van lijfsdwang is opgelegd. De Hoge Raad verklaart de veroordeelde dan ook niet-ontvankelijk in het beroep. Deze beschikking is gegeven in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 maart 2013.