ECLI:NL:HR:2013:BZ2120
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- A.H.T. Heisterkamp
- C.E. Drion
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens onvoldoende belang en niet-nakoming van verplichtingen uit schuldsanering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Römelingh, had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest was eerder gewezen in een insolventiezaak, waarin de rechtbank Amsterdam op 5 september 2012 een vonnis had uitgesproken. De Procureur-Generaal had in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moest worden op grond van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechtsvordering (RO). De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verzoekster geen behandeling in cassatie rechtvaardigden, omdat zij klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. Dit oordeel was gebaseerd op de overwegingen van de Procureur-Generaal, die stelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, waarbij het arrest van het hof aan het arrest van de Hoge Raad is gehecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.