ECLI:NL:HR:2013:BZ1550

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/01256
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden uitspraak in cassatie wegens niet-ontvankelijkheid van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor oplichting en het opgeven van een valse naam aan het bevoegd gezag. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. van Overmeire-de Vilder, advocaat te Almere. De Advocaat-Generaal Vegter concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het beroep voor wat betreft de onder 2 bewezenverklaarde overtreding, en dat het bestreden arrest voor het overige vernietigd moest worden, evenals de dagvaarding in hoger beroep.

De Hoge Raad heeft de verdachte inderdaad niet-ontvankelijk verklaard in het beroep met betrekking tot de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde feit. Tevens heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd voor zover deze in cassatie aan de orde was en de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de dagvaarding in hoger beroep niet rechtsgeldig was betekend, wat leidde tot de nietigheid van deze dagvaarding. Dit oordeel was gebaseerd op de gronden die in de conclusie van de Advocaat-Generaal waren vermeld, waaruit bleek dat de verdachte niet behoorlijk was gedagvaard.

De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie en de geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep. De beslissing benadrukt de noodzaak van een correcte betekening van dagvaardingen in het strafrecht en de gevolgen van een ongeldige dagvaarding voor de rechtsgang. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad als hoogste rechtscollege in Nederland, dat toezicht houdt op de rechtsontwikkeling en de toepassing van het recht.

Uitspraak

19 februari 2013
Strafkamer
nr. S 12/01256
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 oktober 2010, nummer 22/001666-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.A.C. van Overmeire-de Vilder, advocaat te Almere, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep wat betreft de onder 2 bewezenverklaarde overtreding, tot vernietiging van het bestreden arrest voor het overige en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Het Hof heeft met aanvulling van gronden bevestigd het vonnis waarvan beroep, waarbij de Politierechter de verdachte ter zake van 1. oplichting en 2. door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam opgeven heeft veroordeeld tot ter zake van 1 een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, onderscheidenlijk ter zake van 2 tot een geldboete van € 75,-, subsidiair een dag hechtenis.
2.2. Tegen de veroordeling ter zake van feit 2, een overtreding, staat op grond van art. 427, tweede lid, Sv geen beroep in cassatie open. In zoverre kan de verdachte dus niet in zijn beroep worden ontvangen.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel komt op tegen het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
3.2. De stukken van het geding houden omtrent de gang van zaken met betrekking tot de betekening van de dagvaarding in hoger beroep in hetgeen is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.
3.3. Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 en 9 is het in de bestreden, bij verstek gewezen, uitspraak besloten liggende oordeel dat de verdachte behoorlijk is gedagvaard in het licht van de inhoud van de onder 3.2 bedoelde stukken van het geding onbegrijpelijk. Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de dagvaarding in hoger beroep om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak voor zover in cassatie aan de orde niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep wat betreft de in de bestreden uitspraak gegeven beslissingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit;
vernietigt de bestreden uitspraak voor zover in cassatie aan de orde;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 februari 2013.