ECLI:NL:HR:2013:BY2638
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis rechtbank Rotterdam inzake onteigening en voorschot op schadeloosstelling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende onteigening en de bepaling van een voorschot op schadeloosstelling. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], wonende te [woonplaats], en de publiekrechtelijke rechtspersoon Waterschap Hollandse Delta, dat niet verschenen was in cassatie. De rechtbank Rotterdam had op 18 januari 2012 een vonnis gewezen waarin de vervroegde onteigening van een perceel grond van [eiser] werd uitgesproken, maar had nagelaten een zekerheid te bepalen voor de verschuldigde schadeloosstelling. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank in strijd met artikel 54i lid 4 van de Onteigeningswet had gehandeld door geen zekerheid te stellen, aangezien dit artikel imperatief is geformuleerd. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het de zekerheid betreft en bepaalde dat het Waterschap een bedrag van € 919,-- als zekerheid moest stellen voor de aan [eiser] toekomende schadeloosstelling. De kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de verplichting van de rechter om een zekerheid te bepalen, ongeacht of de onteigende partij hierom verzoekt.