ECLI:NL:HR:2013:BY0561

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05617
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en de gevolgen van geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting die was opgelegd aan belanghebbende, X2, naar aanleiding van de verkrijging van onroerende zaken. De naheffingsaanslag was na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank te Arnhem. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank en de naheffingsaanslag vernietigde. De Staatssecretaris heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de relevante wetgeving in acht genomen, waaronder artikel 3, lid 1, letter b, van de Wet BRV en artikel 2, lid 6, van de AWR. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie gegrond was en vernietigde de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarmee de naheffingsaanslag in stand bleef. De Hoge Raad heeft ook opgemerkt dat de reacties van belanghebbende op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die na de gestelde termijn waren ingediend, niet in aanmerking zijn genomen.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de regels rondom de overdrachtsbelasting en de gevolgen van geregistreerd partnerschap, vooral in het licht van mogelijke wetsontduiking en fraus legis. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en de proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

15 maart 2013
Nr. 11/05617
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 15 november 2011, nr. 11/00308, betreffende een aan X2 te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is ter zake van de verkrijging van onroerende zaken een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd, welke naheffingsaanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 09/03591) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Inspecteur en de naheffingsaanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 25 september 2012 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd. Nu deze reactie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
3. Beoordeling van het middel
Het middel slaagt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 11/05609 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, R.J. Koopman, Th. Groeneveld en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2013.