ECLI:NL:HR:2013:884

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
11/05020
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake opzetheling, witwassen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor opzetheling, witwassen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De Hoge Raad heeft op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortvloeit uit een eerdere uitspraak van het Gerechtshof van 14 december 2006. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, maar de Hoge Raad heeft deze uitspraak in 2009 vernietigd, met terugwijzing naar het Hof voor herbeoordeling van de zaak.

Het Gerechtshof heeft in zijn bestreden uitspraak de verdachte opnieuw veroordeeld, ditmaal tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet de bewezenverklaring van feit 2 heeft uitgebreid, maar dat het verzuim van het Hof om het strafmaatverweer voor feit 3 te bespreken van ondergeschikte betekenis is en niet tot cassatie leidt. De Hoge Raad bevestigt dat het Hof nieuwe beslissingen heeft genomen met betrekking tot het beslag, aangezien de eerdere beslissingen door de Hoge Raad zijn vernietigd.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de terugwijzingsopdracht en de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen verworpen. De Hoge Raad concludeert dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden en bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid.

Uitspraak

8 oktober 2013
Strafkamer
nr. 11/05020
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 oktober 2011, nummer 23/003731-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Procesgang

De procesgang is, voor zover voor de beoordeling van het beroep van belang, als volgt geweest.
(i) Bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 december 2006 is de verdachte ter zake van 1. opzetheling, meermalen gepleegd, 2. witwassen, meermalen gepleegd, en 3. handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met verbeurdverklaring van de op de beslaglijst onder 29 – 34 vermelde geldbedragen alsmede onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst onder 35, 36, 39 – 47 vermelde voorwerpen en teruggave aan de rechthebbende van de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen.
(ii) De verdachte heeft tegen die uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
(iii) De Hoge Raad heeft bij arrest van 7 juli 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BI4727) de uitspraak van het Hof vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, met terugwijzing van de zaak naar het Hof "opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan".
(iv) Het Hof heeft bij de thans bestreden uitspraak het onder 1 tenlastegelegde bewezenverklaard en gekwalificeerd als 'opzetheling, meermalen gepleegd' en heeft de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden.
De bestreden uitspraak houdt – voor zover voor de beoordeling van het beroep van belang – voorts het volgende in:
- als overwegingen ten aanzien van de gelegde beslagen:
"Beslagen
Omtrent de onder verdachte in beslag genomen 650 x 100 US Dollar zal het hof een beslissing nemen. Omtrent de € 166.219,90 zal het hof eveneens een beslissing nemen, hoewel dit bedrag niet op de beslaglijst voorkomt. In het dossier met nummer 29908 onder bijlage AH-19 wordt vermeld dat € 166.219,90 in beslag is genomen (rekeningnummer [001], zijnde een rekening op naam van verdachte). Het hof zal daarover op de voet van het bepaalde in artikel 353 Wetboek van Strafvordering een beslissing nemen. Omtrent de deposito's overweegt het hof dat in bewijsmiddel 14 vier deposito's staan genoemd terwijl dat dit vijf deposito's dienen te zijn."
- als motivering van de op te leggen straf:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
(...)
Voorts heeft verdachte twee geweren met (daarbij behorende) munitie voorhanden gehad. Dergelijke geweren vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving en brengen onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 september 2011 is de verdachte eerder ter zake van een geweldsdelict veroordeeld.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet gebleken is dat de wapens gebruikt zijn bij illegale activiteiten, dat niet blijkt dat daarmee proefschoten zijn gelost zodat niet is gebleken dat de wapens nog functioneerden, en dat de verdachte de wapens bij een generaal pardon wilde inleveren waarvan het door zijn verblijf in Suriname niet is gekomen.
Nu de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof Amsterdam uitsluitend wat betreft de ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde gegeven beslissingen en de strafoplegging heeft teruggewezen en bovengenoemd verweer op het als feit 3 ten laste gelegde ziet, kan dit verweer onbesproken blijven.
(...)
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien zij geheel of grotendeels door middel van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen.
Het onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet."
- en als dictum:
"Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de nummers 3, 4 (het hof begrijpt de vijf deposito's genoemd in AH39), 5, 7, 8, 9, 10, 11 (voor zover het betreft de HP Omnibook XE3), 12, 29, 30, 31, 32, 33, 34 op de aangehechte beslaglijsten en 48 op de uitdraai van Compas, alsmede het geldbedrag van € 166.219,90.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de nummers 35, 36, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46 en 47.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de nummers 1, 2, 6, 11 (zonder de HP Omnibook XE3) 13 tot en met 28, 37 en 38."

3.Beoordeling van het tweede, het derde en het vierde middel

3.1.
Het tweede middel en het vierde middel klagen onder meer dat het Hof de terugwijzingsopdracht van de Hoge Raad heeft miskend. Het derde middel bevat onder meer de klacht dat het Hof een te beperkte invulling heeft gegeven aan de terugwijzingsopdracht. De klachten lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.2.
De bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde witwassen bij voormeld arrest van 14 december 2006 van het Hof – voor zover hier van belang inhoudend dat het witwassen betrekking had op "meerdere geldbedragen" - steunt onder meer op bewijsmiddel 14, inhoudende – voor zover hier van belang – dat de verdachte ten tijde van de daarin omschreven doorzoekingen vier deposito's voorhanden had. In de thans bestreden uitspraak heeft het Hof vastgesteld dat het niet om vier maar om vijf deposito's ging. Anders dan in de toelichting op het tweede middel wordt betoogd heeft het Hof door op deze wijze een kennelijke verschrijving in een bewijsmiddel te verbeteren niet de bewezenverklaring van feit 2 uitgebreid en geeft zijn oordeel niet blijk van miskenning van de rechtsregel dat de rechter naar wie de Hoge Raad na vernietiging van een uitspraak de zaak heeft verwezen of teruggewezen, gebonden is aan de door de Hoge Raad gegeven beslissing.
3.3.
Ingevolge de door de Hoge Raad gegeven beslissing diende het Hof de zaak onder meer wat betreft de strafoplegging opnieuw te berechten. Dit brengt mee dat het Hof alle voor de strafoplegging van belang zijnde omstandigheden in zijn oordeel diende te betrekken. Het derde middel klaagt terecht dat het Hof dit heeft miskend wat betreft het ten aanzien van feit 3 gevoerde strafmaatverweer. Gelet evenwel enerzijds op hetgeen door de verdediging ten verwere is aangevoerd en anderzijds op hetgeen door het Hof ter motivering van de opgelegde gevangenisstraf is overwogen, is het verzuim van het Hof in het onderhavige geval van zo ondergeschikte betekenis dat het niet tot cassatie behoeft te leiden.
3.4.
Het vierde middel komt op tegen de verbeurdverklaring door het Hof van de voorwerpen die op de beslaglijst zijn vermeld onder de nummers 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11 en 12. Het middel voert in de toelichting onder meer aan dat ten aanzien van deze voorwerpen bij voormeld arrest van 14 december 2006 door het Hof de teruggave aan de rechthebbende was gelast, welke beslissing door de Hoge Raad niet is vernietigd en daardoor onherroepelijk is geworden. Het middel miskent echter dat genoemd arrest door de Hoge Raad wat betreft de strafoplegging is vernietigd en dat daarmee tevens de in dat arrest gegeven beslissingen ten aanzien van het beslag zijn vernietigd (vgl. HR 25 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4994).
3.5.
De klachten treffen geen doel.

4.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2013.