ECLI:NL:HR:2012:BX4994

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00155
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1960, had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland ten tijde van de aanzegging. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Het Gerechtshof had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden en een geldboete van € 25.000,-, subsidiair 160 dagen hechtenis. De veroordeling was gebaseerd op het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, waaronder heroïne en cocaïne, en de aanwezigheid van versnijdingsmiddelen en instrumenten die gebruikt worden voor de handel in drugs. Het Hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De Hoge Raad heeft het eerdere arrest van het Hof vernietigd voor wat betreft de strafoplegging en de beslissingen over het beslag. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de inbeslaggenomen agenda en telefoon niet waren teruggegeven aan de verdachte. De Hoge Raad heeft de zaak op dit punt zelf afgedaan en gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, en de zaak is op 25 september 2012 beslist.

Uitspraak

25 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/00155
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 december 2010, nummer 22/002958-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Procesgang
2.1. Het Hof heeft bij arrest van 10 november 2008 de verdachte ter zake van 1. opzettelijk handelen in strijd met het in art. 2 onder C Opiumwet gegeven verbod, en 2. een feit, bedoeld in het vierde lid van art. 10 Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, tot straf veroordeeld. Dat arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 24 (oud), 33, 33a en 57 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
(...)
Verklaart verbeurd het in beslag genomen geldbedrag van € 25.441,90.
Gelast de teruggave aan de verdachte van een agenda, kleur zwart, en een Samsung mobiele telefoon, kleur zwart."
2.2. Tegen dit arrest heeft de verdachte beroep in cassatie ingesteld. Het dictum van het arrest van de Hoge Raad van 11 mei 2010, LJN BL6738, waarbij 's Hofs uitspraak na gegrondbevinding van een klacht over de motivering van de verbeurdverklaring partieel is vernietigd, luidt:
"De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige."
2.3. Na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad heeft het Hof de verdachte bij het thans bestreden arrest veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden, en tot betaling van een geldboete van € 25.000,-, subsidiair 160 dagen hechtenis, met last tot teruggave van € 25.441,90 aan de verdachte. Het bestreden arrest houdt dienaangaande het volgende in:
"Strafmotivering
(...) Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een hoeveelheid verdovende middelen, zijnde heroïne en cocaïne, aanwezig gehad waarvan aangenomen kan worden dat verdachte deze hoeveelheid voor handelsdoeleinden onder zich had.
Daarnaast heeft de verdachte eveneens een zeer grote hoeveelheden versnijdingsmiddelen voorhanden gehad, alsmede instrumenten als een pers, een schaal, een hoeveelheid gripzakjes, een apothekersschep, een weegschaal, een mixer, teneinde harddrugs te bewerken/verwerken, te verkopen/verstrekken of te vervoeren.
De bij de verdachte aangetroffen heroïne en cocaïne, alsmede door de verdachte verrichte voorbereidingshandelingen vormen delicten die bijdragen aan de handel in en het gebruik van heroïne en cocaïne, waardoor de volksgezondheid ernstig wordt bedreigd.
Bovendien vindt een groot deel van de criminaliteit direct of indirect zijn oorsprong in het gebruik van deze middelen. De verspreiding van deze middelen dient derhalve tegengegaan te worden.
Het hof is alles afwegend van oordeel dat gelet op de generale en speciale preventie een onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf en dan van na te melden duur passend en geboden is. Daarnaast acht het hof - anders dan gevorderd - een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend, gelet op de bedrijfsmatige aanpak van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Beslag
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van EUR 25.441,90 zal het hof de teruggave gelasten aan verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde."
2.4. Aan het bestreden arrest is gehecht een "Nadere bewijsoverweging bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 december 2010", gedateerd 9 maart 2011. Die aanvulling houdt in:
"Het bedrijfsmatig karakter in het handelen van verdachte leidt het hof af uit de omstandigheid dat de verdachte naast de hoeveelheden heroïne en cocaïne een grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen aanwezig had.
Dit gegeven, gecombineerd met de wetenschap van verdachte dat de versnijdingsmiddelen worden gebruikt om te mengen met harddrugs (bewijsmiddel 2 van het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 november 2008) en de verklaring van [betrokkene 1] dat hij sinds anderhalf jaar regelmatig verdovende middelen bij de verdachte koopt en deze bij gelegenheid een hoeveelheid van 50 gram cocaïne tegelijk tevoorschijn haalde (bewijsmiddel 7 van het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 november 2008) wettigt de stelling dat verdachte niet als een gelegenheidsdealer moet worden gezien maar als een zeer frequent opererende verkoper, die, ten einde de omzet en de winst te vergroten op ruime schaal versnijding van de harddrugs toepast."
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof de bestreden uitspraak ten onrechte op de voet van art. 365a, tweede lid, Sv heeft aangevuld.
3.2. Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.4 kan het middel niet tot cassatie leiden.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel klaagt dat het Hof niet blijk heeft gegeven te hebben onderzocht of art. 55, 56 dan wel 57 Sr van toepassing is. Voorts klaagt het middel dat het Hof heeft verzuimd de art. 2, 10 en 10a Opiumwet te vermelden als wettelijke voorschriften waarop de strafoplegging mede is gegrond.
4.2. Het eerdere arrest van het Hof is slechts vernietigd wat betreft de strafoplegging. Daarop stuit het middel af.
5. Beoordeling van het derde middel
5.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te beslissen over de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven agenda en telefoon.
5.2. Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad heeft het eerste arrest van het Hof vernietigd wat betreft de strafoplegging. Daarmee zijn tevens de beslissingen ten aanzien van het beslag vernietigd. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de zaak op dit punt zelf afdoen.
6. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarin niet een beslissing is opgenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven agenda en telefoon;
gelast de teruggave van voornoemde agenda en telefoon aan de verdachte;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 25 september 2012.