ECLI:NL:HR:2013:874

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
13/02117
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in bestuurs- en belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende die het niet eens was met de uitspraak van de Hoge Raad van 30 november 2012, onder nummer 12/02402, ECLI:NL:HR:2012:BY4569. De belanghebbende stelde dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening van het eerdere arrest.

De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk is. De Raad oordeelde dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt, omdat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die onder artikel 8:88, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. Dit betekent dat de Hoge Raad niet kon concluderen dat er voldoende grond was voor herziening van het eerdere arrest.

De beslissing van de Hoge Raad is genomen na overleg met de Procureur-Generaal en is openbaar uitgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor ontvankelijkheid van herzieningsverzoeken en de strikte criteria die daarbij gelden. De Hoge Raad heeft de zaak afgesloten door het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk te verklaren, waarmee de eerdere uitspraak in stand blijft.

Uitspraak

4 oktober 2013
nr. 13/02117
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 30 november 2012, nr. 12/02402, ECLI:NL:HR:2012:BY4569.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2013.