Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Leeuwardenvan 20 september 2011, nr. 10/00325, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die was opgelegd aan een publiekrechtelijk lichaam, dat was ingesteld door een gemeenschappelijke regeling tussen verschillende gemeenten. De naheffingsaanslag betrof de periode van 1999 tot en met 2002 en was het resultaat van het niet voldoen van omzetbelasting door het publiekrechtelijk lichaam voor de inzameling van huishoudelijk afval in de gemeente Ten Boer. De Inspecteur had gesteld dat het lichaam als ondernemer handelingen verrichtte die onderhevig waren aan omzetbelasting, terwijl het lichaam zich beriep op de Toelichting Gemeenten, waarin werd gesteld dat bepaalde handelingen, indien verricht door de gemeente zelf, niet tot de ondernemerssfeer zouden behoren.
De Rechtbank te Leeuwarden had het beroep van het publiekrechtelijk lichaam ongegrond verklaard, maar het Gerechtshof had deze uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een te beperkte uitleg had gegeven aan de Toelichting Gemeenten en dat het publiekrechtelijk lichaam er in redelijkheid op had kunnen vertrouwen dat haar prestaties jegens de gemeente niet aan de heffing van omzetbelasting waren onderworpen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en de naheffingsaanslag, en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van de Toelichting Gemeenten en de bescherming van het vertrouwen van publiekrechtelijke lichamen in de fiscale behandeling van hun prestaties.