Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 11 december 2012, nr. 12/00379, betreffende een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd door de gemeente Nijmegen. De naheffingsaanslag was na bezwaar door de heffingsambtenaar gehandhaafd. De Rechtbank te Arnhem verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarop belanghebbende in cassatie ging.
In het cassatieberoep heeft belanghebbende verschillende klachten aangevoerd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, hierna aangeduid als het College, heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop het College weer heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Ten slotte heeft de Hoge Raad beslist dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Het beroep in cassatie is ongegrond verklaard, en het arrest is openbaar uitgesproken op 28 juni 2013.