Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
17 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1982, was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een maand wegens het als ongewenst vreemdeling in Nederland verblijven. De Hoge Raad heeft in zijn arrest de relevante rechtspraak omtrent de terugkeerrichtlijn en de strafoplegging bij overtreding van artikel 197 (oud) van het Wetboek van Strafrecht vooropgesteld. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter zich moet vergewissen dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen voordat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd. Dit is van belang om te voldoen aan de richtlijn en om te voorkomen dat de strafoplegging de doelstellingen van de richtlijn in gevaar brengt.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof in het bestreden arrest niet heeft aangetoond dat het zich ervan heeft vergewist dat de terugkeerprocedure was doorlopen. Dit gebrek in de motivering leidt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak enkel wat betreft de strafoplegging vernietigt. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de strafoplegging, terwijl het beroep voor het overige wordt verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad biedt belangrijke verduidelijkingen voor de advocatuur over de vereisten voor strafoplegging in het kader van de terugkeerrichtlijn en de rol van de rechter in dit proces.