ECLI:NL:HR:2013:148

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
22 juli 2013
Zaaknummer
12/05280 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Rechtbank bij klaagschrift inzake inbeslagname

In deze zaak gaat het om een klaagschrift dat is ingediend door de klaagster, geboren in 1964, met betrekking tot de teruggave van een in beslag genomen personenauto, een BMW X5. Het klaagschrift is op 18 juli 2012 ter griffie van de Rechtbank Roermond ingekomen, maar de Rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard in haar beschikking van 23 oktober 2012. De klaagster heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. K. Dirlik uit Alkmaar.

De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft in zijn conclusie aangegeven dat de Rechtbank niet bevoegd was om het klaagschrift te behandelen, omdat het klaagschrift was ingediend nadat er hoger beroep was ingesteld in de strafzaak die leidde tot de inbeslagname van de auto. Dit is in strijd met artikel 552a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de Rechtbank geen kennis kan nemen van een klaagschrift als er al hoger beroep is ingesteld.

De Hoge Raad heeft op 2 juli 2013 geoordeeld dat de bestreden beschikking van de Rechtbank niet in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft de Rechtbank onbevoegd verklaard tot kennisneming van het klaagschrift en heeft bepaald dat de stukken ter behandeling en afdoening van het beklag zullen worden gezonden aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de vice-president en de raadsheren, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

2 juli 2013
Strafkamer
nr. 12/05280 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Roermond van 23 oktober 2012
,nummer RK 12/837
,op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. K. Dirlik, advocaat te Alkmaar, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking

2.1.
Bij klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, dat blijkens een daarop geplaatst stempel op 18 juli 2012 ter griffie van de Rechtbank Roermond is ingekomen, heeft de klaagster om teruggave verzocht van de onder haar inbeslaggenomen personenauto BMW X5, met het originele kenteken [AA-00-BB]. De Rechtbank heeft bij beschikking van 23 oktober 2012 het klaagschrift van de klaagster ongegrond verklaard.
2.2.
Uit door de Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen, zoals in de conclusie vermeld, blijkt dat het klaagschrift van de klaagster ter griffie van de Rechtbank is ontvangen, nadat hoger beroep is ingesteld in de strafzaak in het kader waarvan de personenauto in beslag is genomen. Dit betekent dat de Rechtbank op grond van art. 552a, derde lid, Sv niet bevoegd was tot kennisneming van het klaagschrift van de klaagster.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verklaart de Rechtbank onbevoegd tot kennisneming van het klaagschrift;
bepaalt dat de stukken ter behandeling en afdoening van het beklag zullen worden gezonden aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juli 2013.