Uitspraak
[X] B.V.te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Gravenhagevan 1 februari 2013, nr. BK-11/00729, betreffende een op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de kwalificatie van prestaties die door een ondernemer aan prostituees worden geleverd in het kader van de Wet op de omzetbelasting 1968. De belanghebbende, een onderneming die kamers ter beschikking stelt voor prostitutie, had over de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2008 omzetbelasting voldaan. Na afwijzing van haar verzoek om teruggaaf door de Inspecteur, had de Rechtbank te 's-Gravenhage het beroep ongegrond verklaard. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarop de belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de door de belanghebbende verrichte prestaties niet enkel als verhuur van onroerende zaken konden worden gekwalificeerd. De Hoge Raad benadrukte dat de terbeschikkingstelling van kamers niet automatisch betekent dat er geen andere, meer actieve prestaties worden geleverd. De Hoge Raad stelde vast dat de exploitatievergunning en de rol van de beheerder in de bedrijfsvoering van belanghebbende niet voldoende waren onderbouwd door het Hof om te concluderen dat er sprake was van een belaste prestatie. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de kwalificatie van prestaties in de prostitutiebranche en de toepassing van de omzetbelasting. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende vergoed.