ECLI:NL:HR:2013:1432

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
11/02762
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermindering van gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte, geboren in 1952, in eerste aanleg was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. De Hoge Raad heeft eerder op 3 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:583, geoordeeld dat twee van de ingediende middelen niet tot cassatie konden leiden, maar dat de Advocaat-Generaal zich moest uitlaten over het derde middel. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft in zijn aanvullende conclusie geadviseerd om de opgelegde straf te verminderen, terwijl het beroep voor het overige verworpen moest worden.

De Hoge Raad heeft het tweede middel beoordeeld en geconcludeerd dat dit middel niet tot cassatie kan leiden, zonder verdere motivering. Echter, bij de beoordeling van het vierde middel werd vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit was het gevolg van de te late indiening van de stukken door het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn was overschreden.

Als gevolg hiervan heeft de Hoge Raad besloten de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van 48 maanden naar 43 maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 26 november 2013, door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

26 november 2013
Strafkamer
nr. S 11/02762
SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 mei 2011, nummer 22/002003-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952.

1.Geding in cassatie

1.1.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, middelen van cassatie ingesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
1.2.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 3 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:583, geoordeeld dat het eerste en het derde middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat de Advocaat-Generaal in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over het tweede middel.
1.3.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het vierde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 48 maanden.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 43 maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 november 2013.