ECLI:NL:HR:2013:583

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
3 september 2013
Zaaknummer
11/02762
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake cocaïne-invoer

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk binnenbrengen van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne in Nederland. De Hoge Raad behandelt de bezwaren van de verdachte tegen de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte, geboren in 1952, heeft samen met anderen geprobeerd om cocaïne vanuit Venezuela naar Nederland te vervoeren. De verdediging stelt dat de verklaring van getuige [betrokkene 1] niet als bewijs had mogen dienen, omdat het Hof eerder had geoordeeld dat deze getuige niet betrokken was bij het specifieke transport waar de zaak op doelt. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld en dat de verklaring van [betrokkene 1] wel degelijk redengevende feiten bevat voor de bewezenverklaring van de invoer van cocaïne. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de bewezenverklaring en de strafoplegging. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar de rolzitting om de Advocaat-Generaal in de gelegenheid te stellen zich over het tweede middel uit te laten. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 3 september 2013.

Uitspraak

3 september 2013
Strafkamer
nr. 11/02762
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 mei 2011, nummer 22/002003-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake het onder 1 bewezenverklaarde en de strafoplegging, tot terugwijzing naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onder 1 door het Hof ontoereikend is gemotiveerd aangezien ten onrechte de verklaring van [betrokkene 1] (bewijsmiddel 103) voor het bewijs is gebezigd.
2.2.1.
Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat:
"hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 september 2006 te Rotterdam en/of Hellevoetsluis en/of Etten Leur en/of Utrecht en/of Breda en/of Woerden en/of elders in Nederland en/of in Venezuela dan wel elders in de wereld.
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 (oud) en/of het vierde of vijfde lid van artikel 10 (nieuw) van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) (aanzienlijke) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één van) zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
- één of meermalen naar Venezuela gereisd om aldaar ontmoetingen te hebben en/of afspraken te maken met de leveranciers van de deklading en/of voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of
- één of meer perso(o)n(en) benaderd en/of laten benaderen om hun bedrijf en/of bedrijfspand/loods ([A] en/of [B] en/of een ander bedrijf) ter beschikking te stellen voor de ontvangst en/of opslag van voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of het leveren van een schip en/of bemanning ten behoeve van het vervoer van voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of
- één of meer document(en), betrekking op (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne, via de fax en/of computer verzonden en/of laten verzenden en/of in ontvangst genomen en/of
- één of meer telefoon - en/of emailgesprek(ken) gevoerd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad en/of geregeld met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne,
- één of meerdere (aan)betalingen (tot een totaalbedrag van € 236.000) heeft gedaan en/of laten doen aan [betrokkene 2] en/of anderen ten behoeve van het organiseren van het transport van voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne;
(Zaak Venezuela);"
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 september 2006 in Nederland en/of in Venezuela,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 (oud, geldend tot en met 30 juni 2006) en/of het vierde of vijfde lid van artikel 10 (oud, geldend tot en met 31 december 2006) van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van aanzienlijke handelshoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één van) zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
- één of meermalen naar Venezuela gereisd om aldaar ontmoetingen te hebben en/of
- één of meer perso(o)n(en) benaderd en/of laten benaderen om hun bedrijf en/of bedrijfspand/loods ([A] en/of [B]) ter beschikking te stellen voor de ontvangst en/of opslag van voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of
- één of meer document(en), betrekking hebbend op (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne, via de fax en/of computer verzonden en/of laten verzenden en/of in ontvangst genomen en/of
- telefoon - en/of emailgesprek(ken) gevoerd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) cocaïne."
2.2.2.
De bestreden uitspraak houdt – voor zover voor de beoordeling van het middel van belang – het volgende in:
"Het onder het vijfde gedachtestreepje ten laste gelegde, voor zover dat ziet op het leveren van een schip en/of bemanning ten behoeve van het vervoer van de cocaïne, en het onder het laatste gedachtestreepje ten laste gelegde (betreffende de aanbetaling aan [betrokkene 1]) is niet wettig en overtuigend bewezen.
Op zichzelf blijkt wel uit de verklaring die getuige [betrokkene 1] op 20 september 2010 tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd, dat verdachte een schip wilde regelen om vanuit Zuid-Amerika tussen de 2500 en 3500 kg cocaïne te vervoeren naar Nederland. Ook blijkt uit deze verklaring dat [betrokkene 1] als aanbetaling een bedrag van 236.000 euro heeft ontvangen ten behoeve van dat transport.
Nu echter [betrokkene 1] slechts spreekt over één transport, welk transport niet is doorgegaan omdat hij werd gearresteerd, is het zeer waarschijnlijk dat de getuige doelt op het transport waarop de zaak Jamaica betrekking heeft, nu [betrokkene 1] en zijn vader [betrokkene 2] in dat transport een belangrijke rol hebben gespeeld. Niet is komen vast te staan dat [betrokkene 1] ook betrokken was bij het transport waarop de zaak Venezuela betrekking heeft.
Nu de verdachten in de zaak Venezuela gesproken hebben over verschillende dekladingen, waaronder groenten in blik (tapgesprek d.d. 1 mei 2006 te 19.28, telecomnr. [001] (inkomend), proces-verbaal nr. Z118005/URZ.)
- ladingen die gezien de aard en het volume van inhoud en verpakking naar het oordeel van het hof niet noodzakelijkerwijs per schip hoeven te worden vervoerd - en nu ook overigens uit de voorhanden bewijsmiddelen de desbetreffende onderdelen van de tenlastelegging niet kunnen worden afgeleid, dient de verdachte van deze onderdelen te worden vrijgesproken."
2.2.3.
De bewezenverklaring onder 1 steunt op de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in de bij het arrest behorende bijlage. Daaraan heeft het Hof onder het opschrift 'Invoer van cocaïne in Nederland' de volgende bewijsoverwegingen toegevoegd:
"Invoer van cocaïne in Nederland
Het hof acht bewezen dat de voorbereidingshandelingen strekten tot de invoer van één of meer partijen cocaïne in Nederland en heeft daarbij op de volgende feiten en omstandigheden acht geslagen.
Gezien het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien stelt het hof vast dat de hierboven weergegeven voorbereidingshandelingen kennelijk betrekking hebben op de leverantie van goederen waarvoor een deklading benodigd is en waarover veelal versluierd wordt gesproken. De goederen moeten vanuit Venezuela geleverd worden aan betrouwbare Hollandse bedrijven. Ook is er blijkens een handgeschreven notitie die is aangetroffen in de woning van [betrokkene 5] sprake van een dubbele bodem. Dat het gaat om de invoer van cocaïne in Nederland volgt verder uit de bovenstaande getuigenverklaring van [betrokkene 1].
Dat nagelaten is om de vier containers met schroot die op 4 juni 2006 arriveren te bekijken doet aan het voorgaande niet aan af."
2.2.4.
De als bewijsmiddel 103 gebezigde verklaring van [betrokkene 1] houdt het volgende in:
"Ik heb [betrokkene 3] ontmoet in Nederland in 2006 samen met zijn zakenpartner. Ik kende [betrokkene 3] ook al daarvoor. Ik deed transporten voor vrienden in Colombia die [betrokkene 3] ook kenden. Van hen kreeg ik te horen dat het goed zou zijn om eens met hem te praten.
De gesprekken die ik met [betrokkene 3] heb gehad gingen over het regelen van een schip voor een transport van tussen de 2.500 en 3.500 kilo cocaïne naar Nederland. In die gesprekken zei [betrokkene 3] tegen mij dat hij contacten had in Zuid-Amerika en dat de cocaïne voor de kust van Columbia of Venezuela zou worden opgehaald. Het is juist dat ik heb verklaard dat [betrokkene 4] een tussenpersoon was tussen mij en [betrokkene 3]. [betrokkene 4] was een soort loopjongen voor [betrokkene 3]. Ik weet dat [betrokkene 3] naar Venezuela is gereisd om de eigenaar van de cocaïne te informeren over het plannen van het transport. Ik weet dat omdat [betrokkene 3] mij heeft gebeld vanuit Venezuela en mij telkens van de ontwikkelingen op de hoogte hield.
Ik heb [verdachte] in Nederland ontmoet. [betrokkene 3] heeft mij verteld dat hij zijn zakenpartner was. In Nederland hebben wij de details van het transport verder afgesproken. Er is toen ook expliciet over de manier gesproken waarop de cocaïne naar Nederland zou worden getransporteerd. We hebben verschillende dekladingen besproken."
2.3.
Het middel steunt op de opvatting dat het bezigen voor het bewijs van de in bewijsmiddel 103 weergegeven verklaring van [betrokkene 1] in strijd is met hetgeen het Hof met het oog op de partiële vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde heeft overwogen ten aanzien van de tegenover de Rechter-Commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 1] waaraan dat bewijsmiddel is ontleend. Die opvatting is onjuist. Het Hof heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat [betrokkene 1] "ook betrokken was bij het transport waarop de zaak Venezuela betrekking heeft" en onder meer daaraan de conclusie verbonden dat "het onder het vijfde gedachtestreepje ten laste gelegde, voor zover dat ziet op het leveren van een schip en/of bemanning ten behoeve van het vervoer van de cocaïne, en het onder het laatste gedachtestreepje ten laste gelegde (betreffende de aanbetaling aan [betrokkene 1]) niet wettig en overtuigend bewezen is". Dat staat niet eraan in de weg dat voor het overige aan de verklaring van [betrokkene 1] voor de bewezenverklaring redengevende feiten of omstandigheden worden ontleend. Het Hof heeft blijkens de in 2.2.3 weergegeven overwegingen, uit de in 2.2.4 weergegeven verklaring van [betrokkene 1] afgeleid dat het gaat om de invoer van cocaïne in Nederland. Dat oordeel van het Hof is niet onbegrijpelijk.
2.4.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Beoordeling van het derde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Slotsom

De Advocaat-Generaal heeft wegens gegrondbevinding van het eerste middel geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging. Hij heeft zich niet uitgelaten over het tweede middel. De Hoge Raad is van oordeel dat hij daartoe alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld. Met het oog daarop dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 10 september 2013;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 september 2013.