ECLI:NL:HR:2013:1407

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 2013
Publicatiedatum
22 november 2013
Zaaknummer
13/02495
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak over voorlopige aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de erfgenamen van de erflater, die in beroep zijn gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, die aan de erflater was opgelegd. De uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd 11 april 2013, had betrekking op het hoger beroep van de belanghebbenden tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem.

De belanghebbenden hebben een aantal middelen voorgesteld in hun cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in overweging genomen en geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2013 door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

22 november 2013
nr. 13/02495
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de erfgenamen van [A](hierna: erflater), gewoond hebbende te
[Z], (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 11 april 2013, nr. 11/00101, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 09/6251) betreffende de aan erflater voor het jaar 2007 opgelegde voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2013.