Uitspraak
zetelende te ’s-Gravenhage,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
8 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak hebben de ouders, wonende in Duitsland, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had eerder in een zaak betreffende de onttrekking van hun kinderen aan het toezicht van Bureau Jeugdzorg geoordeeld. De ouders vorderden de staking van opsporingsactiviteiten door het Openbaar Ministerie. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de ouders geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat zij klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep. De Procureur-Generaal had eerder al op dit standpunt gewezen. De ouders zijn veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is gedaan op 8 november 2013 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth.