ECLI:NL:HR:2012:BX9938

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01702
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en Unierechtelijke aspecten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De Staatssecretaris van Financiën had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 februari 2012, waarin de naheffingsaanslag was vernietigd. De zaak betreft een inwoner van Nederland die een in Duitsland geregistreerde personenauto had gehuurd en deze hoofdzakelijk in Nederland gebruikte. De Inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd voor het tijdvak van 2 oktober 2009 tot en met 21 december 2009, welke na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de aanslag, waarna het Hof deze uitspraak bevestigde.

De Hoge Raad oordeelde dat de heffing van motorrijtuigenbelasting voor een inwoner van Nederland die gebruik maakt van een niet in Nederland geregistreerde auto, niet in strijd is met het Unierecht. Dit oordeel is gebaseerd op een eerder arrest van de Hoge Raad van 2 maart 2012, waarin werd vastgesteld dat dergelijke heffingen niet als disproportioneel kunnen worden beschouwd. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraken van het Hof en de Rechtbank, en verklaarde het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12 oktober 2012
nr. 12/01702
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 februari 2012, nr. 11/00515, betreffende een aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is over het tijdvak 2 oktober 2009 tot en met 21 december 2009 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 11/550) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende heeft voor de periode van 2 april 2009 tot en met 21 december 2009 in Duitsland een aldaar geregistreerde personenauto (hierna: de auto) gehuurd. Gedurende de hiervoor vermelde periode had belanghebbende de auto feitelijk ter beschikking en heeft hij de auto hoofdzakelijk en duurzaam in Nederland gebruikt. Belanghebbende had zijn hoofdverblijf in Nederland. Ter zake van de auto was in Duitsland Kraftfahrzeugsteuer verschuldigd.
3.1.2. Op 2 april 2009 heeft belanghebbende voor de auto aangifte gedaan voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen. Naar aanleiding van die aangifte heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat het systeem van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 onvoldoende verband houdt met het gebruik van de weg in Nederland om te kunnen voldoen aan het communautaire evenredigheidsbeginsel en daarom beslist dat de Rechtbank terecht de naheffingsaanslag heeft vernietigd. Het middel richt zich tegen dit oordeel.
3.3. In het arrest van de Hoge Raad van 2 maart 2012, nr. 10/00348, LJN BP3858, BNB 2012/123, is geoordeeld dat de heffing van motorrijtuigenbelasting van een inwoner van Nederland ter zake van een niet in Nederland geregistreerde personenauto waarmee van de weg in Nederland gebruik wordt gemaakt, niet als een met het unierecht strijdige disproportionele heffing wordt beschouwd.
Op grond van het vorenstaande slaagt het middel.
3.4. Gelet op het hiervoor in 3.3 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof en die van de Rechtbank, en
verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, C.H.W.M. Sterk en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2012.