ECLI:NL:HR:2012:BX9503
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over strafoplegging na gewapende overval met geweld
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1981, was eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten en had zich samen met mededaders schuldig gemaakt aan een gewapende overval in een woning. Tijdens deze overval werd buitgemaakt geld en werd er tegen de weerloze bewoners buitensporig geweld gebruikt, waarbij zij met de dood werden bedreigd. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest, maar de Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde tot vernietiging van het arrest wat betreft de duur van de opgelegde straf en stelde voor deze te bepalen op drie jaar en 301 dagen, waarvan twee jaren voorwaardelijk.
De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging niet onbegrijpelijk was, ondanks dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis overstijgt. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en bepaalde deze op drie jaren en tien maanden, waarvan twee jaren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad oordeelde ook dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde straf.
De uitspraak benadrukt de afweging die de rechter moet maken tussen de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het Hof had in zijn overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor zijn kinderen en de tijd die verstreken was sinds het feit. De Hoge Raad bevestigde dat de straf passend en geboden was, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de verdachte.