ECLI:NL:HR:2012:BX9205
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- R.J. Koopman
- G. de Groot
- Rechtspraak.nl
Cassatie over reisaftrek en bewijsvoering bij inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de reisaftrek in de inkomstenbelasting voor het jaar 2007. De belanghebbende, die in de gemeente Q woont, had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, welke na bezwaar door de Inspecteur was gehandhaafd. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep ongegrond, en het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bevestigde deze uitspraak. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De kern van het geschil betrof de vraag of de belanghebbende recht had op reisaftrek, zoals bedoeld in artikel 3.87 van de Wet IB 2001. De belanghebbende had bij zijn aangifte een bedrag voor reisaftrek opgevoerd, maar beschikte niet over de plaatsbewijzen die volgens artikel 16, lid 3, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 vereist waren. Het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende niet aan de bewijsvereisten voldeed, en dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd.
De Hoge Raad oordeelde dat de eis om naast de reisverklaring ook plaatsbewijzen te overleggen, niet in strijd was met de wet en derhalve niet onverbindend was. De Hoge Raad stelde vast dat de plaatsbewijzen, in combinatie met de reisverklaring, voldoende bewijs vormden voor de reisaftrek. De klachten van de belanghebbende werden verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Het beroep in cassatie werd ongegrond verklaard.