ECLI:NL:HR:2012:BX8476
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- C.B. Bavinck
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Ongebruikelijke terbeschikkingstelling van onroerende zaken in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om de vraag of de verhuur van onroerende zaken aan een besloten vennootschap (BV) waarvan de aandelen zijn overgedragen aan de schoonmoeder van de belanghebbende, moet worden aangemerkt als een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.92, lid 3, van de Wet inkomstenbelasting 2001. De belanghebbende heeft over de jaren 2001 en 2002 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, die na bezwaar door de Inspecteur zijn verminderd. De Rechtbank te Arnhem heeft de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het Hof de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd. De belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat bij de beoordeling van de ongebruikelijkheid van de terbeschikkingstelling niet alleen de terbeschikkingstellingshandeling zelf, maar ook het geheel van rechtshandelingen dat daarmee verband houdt, in aanmerking moet worden genomen. In dit geval heeft het Hof geoordeeld dat de aandelenoverdracht aan de schoonmoeder van belanghebbende deel uitmaakt van de omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van de ongebruikelijkheid. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt vast dat de aandelenoverdracht, die heeft plaatsgevonden met het oog op het ontgaan van de terbeschikkingstellingsregeling, moet worden meegewogen in de beoordeling.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de Rechtbank en het Hof in stand blijven. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.