ECLI:NL:HR:2012:BW7838

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01766
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping vonnis en begrip ‘stukken’ in de zin van art. 382 aanhef en onder b Rv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een herroeping van een vonnis en de uitleg van het begrip 'stukken' zoals bedoeld in artikel 382 aanhef en onder b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiser, vertegenwoordigd door mr. P. Garretsen, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, dat op 27 oktober 2010 is gewezen. De rechtbank had eerder op 10 februari 2010 ook al een vonnis in deze zaak uitgesproken. De verweerster is niet verschenen in de cassatieprocedure, waardoor verstek is verleend. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank en hecht het vonnis van 27 oktober 2010 aan het arrest. De conclusie van de Advocaat-Generaal, E.M. Wesseling-van Gent, was om het cassatieberoep te verwerpen op basis van artikel 81 RO. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

8 juni 2012
Eerste Kamer
11/01766
DV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak 357467/HA ZA 10-260 van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 februari 2010 en 27 oktober 2010.
Het vonnis van de rechtbank van 27 oktober 2010 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstgenoemd vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door mr. P. Garretsen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 8 juni 2012.