ECLI:NL:HR:2012:BW7010

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04189
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgang en informatie door biologische vader in familierechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een verzoek van de biologische vader om omgang en informatie met betrekking tot zijn kind. De zaak is geregistreerd onder nummer 11/04189. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M-J.E. de Boorder-Gilsing, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 22 juni 2011 was gegeven. De moeder en de wettige vader, beiden vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Aantjes, hebben verzocht het beroep te verwerpen. Daarnaast was er een bijzonder curator, mr. W.J. Vroegindeweij, die ook als verweerder in cassatie optrad.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank en het gerechtshof, waarbij de rechtbank op 15 november 2010 een beschikking had gegeven in de zaak FA RK 10-4452. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de biologische vader. De uitspraak is gedaan door vice-president E.J. Numann als voorzitter, samen met de raadsheren F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en G. Snijders. De uitspraak is openbaar uitgesproken door J.C. van Oven op dezelfde datum, 13 juli 2012.

Uitspraak

13 juli 2012
Eerste Kamer
11/04189
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M-J.E. de Boorder-Gilsing,
t e g e n
1. [De moeder],
2. [De wettige vader],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
e n t e g e n
Mr. W.J. VROEGINDEWEIJ, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator over de minderjarige [de minderjarige],
kantoorhoudende te Katwijk,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als verzoeker, de moeder, de wettige vader en de bijzonder curator.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak FA RK 10-4452 van de rechtbank te 's-Gravenhage van 15 november 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.081.413.01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 juni 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder en de wettige vader hebben verzocht het beroep te verwerpen. De bijzonder curator heeft verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door J.C. van Oven op 13 juli 2012.