ECLI:NL:HR:2012:BW6734
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van uithuisplaatsing van een kind na verstrijken van de termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 augustus 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de rechtmatigheid van een uithuisplaatsing van een kind. De verzoekster, de moeder van het kind, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 15 juni 2010, waarin zij niet-ontvankelijk was verklaard in haar hoger beroep tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter. Deze beschikking had de machtiging tot uithuisplaatsing van haar kind verlengd tot 19 mei 2010, met ingang van 1 januari 2010. De moeder stelde dat zij, ondanks het verstrijken van de termijn van de uithuisplaatsing, nog steeds belang had bij de toetsing van de rechtmatigheid van deze maatregel, omdat het recht op eerbiediging van het gezinsleven, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in het geding was. De Hoge Raad oordeelde dat de moeder een rechtens relevant belang had om de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing te laten toetsen, en dat haar procesbelang niet kon worden ontzegd op de enkele grond dat de termijn waarvoor de maatregel gold inmiddels was verstreken. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.