ECLI:NL:HR:2012:BW5520
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Compensatie bij langdurige vertraging van luchtvaartmaatschappijen en de geldigheid van het Sturgeon-arrest
In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 15 juni 2012, staat de vraag centraal of passagiers recht hebben op compensatie bij langdurige vertraging van vluchten, zoals vastgelegd in de Verordening (EG) Nr. 261/2004. De zaak betreft Transavia Airlines C.V., die in cassatie is gegaan tegen eerdere vonnissen van de kantonrechter te Haarlem. De Hoge Raad verwijst naar het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 november 2009, dat de basis vormt voor de beoordeling van compensatierechten bij vertraging. De Hoge Raad heeft de uitspraak aangehouden in afwachting van een nieuwe uitspraak van het HvJEU in vergelijkbare zaken, waarin dezelfde juridische vraag aan de orde is. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging en verwijzing, maar de Hoge Raad heeft besloten de stukken opnieuw in handen te stellen van de Procureur-Generaal voor een aanvullende conclusie. De zaak is behandeld met spoed, maar door bijzondere omstandigheden is de uitspraak uitgesteld totdat het HvJEU zijn oordeel heeft geveld. De betrokken partijen zijn Transavia als eiseres en verschillende verweerders, die niet zijn verschenen. De zaak is zowel schriftelijk als mondeling toegelicht door advocaten van Transavia, en de Hoge Raad heeft de noodzaak van een snelle uitspraak erkend, maar heeft besloten om de uitspraak aan te houden.