ECLI:NL:HR:2012:BW5401
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag vennootschapsbelasting en heffingsrente
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem. De Rechtbank had op 30 maart 2011 geoordeeld dat de navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2003, opgelegd aan X N.V., onterecht was. De navorderingsaanslag was opgelegd op 15 november 2008, waarbij een belastbaar bedrag van € 2.670.170 was vastgesteld, en er was tevens € 201.873 aan heffingsrente in rekening gebracht. De Rechtbank oordeelde dat de Inspecteur ten tijde van het opleggen van de navorderingsaanslag op de hoogte was van een verliesverrekening van het jaar 2004, dat groter was dan de belastbare winst van het jaar 2003. Hierdoor had de Inspecteur geen wettelijke grondslag voor het opleggen van de navorderingsaanslag, omdat het bedrag na verliesverrekening op nihil diende te worden vastgesteld. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak, waarbij het middel zich richtte tegen de conclusie van de Rechtbank dat de navorderingsaanslag niet terecht was opgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld en verklaarde het beroep in cassatie gegrond. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar de Rechtbank te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat bij het opleggen van een navorderingsaanslag rekening gehouden moet worden met de wettelijke systematiek van verliesverrekening, en dat het zorgvuldigheidsbeginsel ook een rol speelt bij de beoordeling van heffingsrente. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.