ECLI:NL:HR:2012:BW1967

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01441
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot verhogingen en boeten

In deze zaak gaat het om navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 1990, 1997, en 1998 tot en met 2000. De navorderingsaanslag voor 1990 was opgelegd met een verhoging van vijftig procent, terwijl de navorderingsaanslag voor 1997 een verhoging van honderd procent kende. Beide verhogingen zijn zonder kwijtschelding opgelegd. Daarnaast zijn er boeten en heffingsrente in rekening gebracht. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslagen en de bijbehorende beschikkingen na bezwaar gehandhaafd, waarop belanghebbende beroep heeft ingesteld. Het Gerechtshof heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslagen en boeten verminderd, met gedeeltelijke kwijtschelding van de verhogingen. Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de Staatssecretaris ongegrond verklaard en het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is vernietigd voor wat betreft de verhogingen voor de jaren 1990 en 1997 en de opgelegde boeten voor de jaren 1998 tot en met 2000. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft bepaald dat de Staat het griffierecht van € 112 aan belanghebbende moet vergoeden en heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1311 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 13 april 2012 door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

13 april 2012
nr. 11/01441
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 februari 2011, nr. 04/02754, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen, en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbenden zijn over de jaren 1990 en 1997 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. De navorderingsaanslag over het jaar 1990 is opgelegd met een verhoging van vijftig percent van de nagevorderde belasting, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend. De navorderingsaanslag over het jaar 1997 is opgelegd met een verhoging van honderd percent van de nagevorderde belasting, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende zijn voorts over de jaren 1998 tot en met 2000 navorderingsaanslagen in de IB/PVV opgelegd, alsmede boeten. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht.
De navorderingsaanslagen, de daarbij gegeven kwijtscheldingsbeschikkingen dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld. Het Hof heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen, de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en de boeten verminderd, en de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben over en weer een verweerschrift ingediend.
Bij brief heeft de Staatssecretaris meegedeeld de door hem voorgestelde middelen 1 en 2 in te trekken.
3. Beoordeling van de door belanghebbende voorgestelde middelen
3.1. De bestreden navorderingsaanslagen, boeten en verhogingen (hierna samen: boeten) en beschikkingen inzake heffingsrente houden verband met het zogenoemde Rekeningenproject. De Hoge Raad heeft in dit verband enige beslissingen met een meer algemene strekking gegeven in zijn arrest van 15 april 2011, nr. 09/03075, LJN BN6324, BNB 2011/206 (hierna: het arrest van 15 april 2011).
3.2. 's Hofs uitspraak geeft wat betreft de beoordeling van de onderscheiden boeten blijk van miskenning van hetgeen is overwogen in de onderdelen 4.5.2, 4.5.3 en 4.6.3, tweede tekstblok, van het arrest van 15 april 2011. De middelen slagen in zoverre.
3.3. De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het door de Staatssecretaris voorgestelde middel
Het gehandhaafde middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 5 december 2008, nr. 43219, LJN BG5987, BNB 2009/177).
5. Slotsom
5.1. Uit het hiervoor in 3.2 overwogene volgt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen. In de procedure na verwijzing dient mede acht te worden geslagen op de onderdelen 4.8.3 en 4.8.4 van het arrest van 15 april 2011.
5.2. In verband met het voorgaande dient het verwijzingshof te beoordelen:
(i) of de Inspecteur voor elk van de jaren 1990 en 1997 tot en met 2000 het bewijs heeft geleverd dat belanghebbende het feit ter zake waarvan de boete is opgelegd, heeft begaan, en
(ii) (voor zover het verwijzingshof van oordeel is dat het bewijs van beboetbare feiten is geleverd) of elk van de opgelegde boeten gelet op de omstandigheden van het geval een passende en ook geboden sanctie voor de begane vergrijpen is.
6. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van de beide gedingen in cassatie. Hierbij wordt in verband met het beroep in cassatie van belanghebbende in aanmerking genomen dat de zaak met nr. 11/01440 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën ongegrond,
verklaart het beroep in cassatie van belanghebbende gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren 1990 en 1997 en de opgelegde boeten voor de jaren 1998 tot en met 2000,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 112, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 874 (in verband met het beroep van belanghebbende) en op € 874 (in verband met het beroep van de Staatssecretaris van Financiën), derhalve € 1311, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2012.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 454.