ECLI:NL:HR:2008:BG5987
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn en de gevolgen voor de boete in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 24 maart 2006, nr. BK 238/04, betreffende een boetebeschikking. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000, waarbij een boete was opgelegd. Na bezwaar was de boete door de Inspecteur verminderd tot 10 procent van de nageheven belasting. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, maar belanghebbende ging in cassatie.
De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, was overschreden. Het Hof had echter geoordeeld dat deze overschrijding geen reden was om de boete te verminderen, omdat de opgelegde boete al relatief laag was. De Hoge Raad heeft dit oordeel verworpen en geoordeeld dat een overschrijding van de redelijke termijn wel degelijk moet leiden tot een vermindering van de boete, afhankelijk van de mate van overschrijding.
De Hoge Raad heeft de boete verder verminderd tot € 5066 en de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de zijde van belanghebbende. Dit arrest benadrukt het belang van de redelijke termijn in belastingzaken en de gevolgen daarvan voor de hoogte van opgelegde boetes. De uitspraak van het Hof is vernietigd, en de Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan.